Harlingen, de Nieuwe Willemshaven te Harlingen

Uit: De Groene Amsterdammer, 29 december 1889, p. 3

Gegevens uit bronnen worden zorgvuldig overgenomen, maar lees- en typfouten zijn onvermijdelijk. Gegevens die niet in de bron staan maar door mij zijn aangevuld op basis van andere bronnen of andere gegevens uit dezelfde bron, zijn voorzien van een *. Gegevens die door mij aangepast of geïnterpreteerd zijn, zijn zoveel mogelijk voorzien van een verduidelijkende toelichting tussen [ ]. Bij het overnemen van eigennamen is de originele spelling gehandhaafd. Soms is echter te voorzien dat een kennelijke schrijf- of spelfout in de bron een probleem zal geven bij het zoeken naar een eigennaam of bij het maken van een alfabetische index. In zo'n geval is de juiste of meest voorkomende spelling van een eigennaam aangehouden, met toevoeging van een toelichting tussen [ ]. Bij het overnemen van plaatsnamen, straatnamen en beroepen die in alfabetische indexen terecht komen is voor zover mogelijk de moderne spelling aangehouden, om het zoeken te vereenvoudigen. Mogelijk staat in een bron bijvoorbeeld Doccum, terwijl op deze website Dokkum staat. Zo wordt een glaesemaecker een glasmaker. Die spelling is voor het doel van deze website (het ontsluiten van bronnen, niet het transcriberen van bronnen) niet belangrijk.



DE NIEUWE WILLEMSHAVEN TE HARLINGEN.

De Nieuwe Willemshaven te Harlingen, een werk dat, in 1877 tot stand gekomen, van den aanvang af voor het rijk en voor de gemeente Harlingen, voor de ontwerpers en voor hen, die er mede gebaat zouden worden, slechts teleurstellingen heeft opgeleverd en wel om de eenvoudige reden, dat deze overigens grootsche haven, waaraan men destijds ruim drie millioen gulden ten koste legde, onveilig en ondoelmatig en daardoor geheel onbruikbaar bleek te zijn, ligt thans geheel verlaten, nimmer door groote zeeschepen, waarvoor ze bestemd is, bezocht; ergo als een leerzaam voorbeeld voor dengene, die mocht willen weten hoe men zeehavens niet moet aanleggen.

Vele omstandigheden schijnen te hebben samengewerkt om in dezen toestand gedurende een tiental jaren te berusten. Nu evenwel, na een tijdperk van algemeene malaise, de handel merkbaar begint te herleven, doemt ook de herinnering op aan den tijd toen er aan uitbreiding van het havengebied te Harlingen zoo groote behoefte werd gevoeld. En schoon de Oude Buitenhaven en de binnenhavens aldaar tegenwoordig aan hoogst bescheiden eischen kunnen beantwoorden, wordt het thans meer dan ooit betreurd, dat Harlingen met hare ruime, doch onbruikbare Nieuwe Willemshaven, vleugellam is en niet kan streven naar datgene, wat ze vroeger mocht heeten en waartoe hare geografische ligging haar als het ware bestemde, nl. om te zijn: de haven van in- en uitvoer voor de noordelijke provinciën des rijks.

Er zijn dan ook in den laatsten tijd eenige pogingen aangewend om van de regeering te verkrijgen, dat maatregelen mogen worden genomen, om de thans geheel nuttelooze Nieuwe Willemshaven aan hare bestemming te doen beantwoorden, door de onveiligheid dier haven op te heffen, in verband met de verdere verbetering van het vaarwater naar zee, waardoor ook de tegenwoordig door den handel gebruikt wordende groote stoomschepen, die allengs de zeilschepen verdringen, in deze haven zouden kunnen ontvangen worden. Deze pogingen schijnen, te oordeelen naar de [door] den minister van W., H. en N. in de Tweede Kamer gesproken woorden, bij de regeering weerklank te vinden.

Terwijl men onder deze omstandigheden te Harlingen met spanning eene beslissing tegemoet zag omtrent de vraag welke van de drie plannen tot havenverbetering, die bij den minister in overweging zijn, tot uitvoering zou komen, daar viel voor weinige dagen geleden plotseling een bom uit de lucht, die, uiteenspattend, honderde exemplaren eener brochure over het land verspreidde, getiteld: Geschiedenis van de Nieuwe Haven te Harlingen en van den stroomleidenden dam op de Pollen *), een boekje, vol van verwijten en beschuldigingen, zoowel aan het adres van de provinciale- en de gemeentelijke overheid, als aan dat van 's Rijks Waterstaat, een anoniem geschrift, dat blijkbaar bestemd is om eene ongunstige stemming in het leven te roepen, ten aanzien eener verbetering der haven van Harlingen.

Gaarne vestigen wij daarom do aandacht op een oud vlugschrift, getiteld: "De geschiedenis van de Nieuwe Haven te Harlingen (eene dezer dagen verschenen brochure) getoetst door C.D. Donath, secretaris der gemeente Harlingen." +) Wij hebben met belangstelling en genoegen van deze brochure kennis genomen en bevelen de lezing daarvan aan, niet slechts om de wijze waarop de heer Donath zijn anoniemen tegenstander buiten gevecht heeft gesteld, maar omdat zijn boekje wellicht aanleiding zal geven om bij vernieuwing de aandacht te vestigen op den "waarlijk niet rooskleurigen toestand der provincie Friesland." Wij onderschrijven dan ook gaarne de woorden, waarmede hij zijn geschrift eindigt: "Het wil mij voorkomen in 's lands belang te zijn, als elke gelegenheid werde aangegrepen om de banden te verruimen, die dit gewest reeds zoo langen tijd gevangen houden. Voorzeker zal het beste middel, om in den economischen toestand verbetering te brengen, wel gelegen zijn in het uitbreiden en verbeteren der hulpmiddelen ter productie. Zoo zal dan ook elke poging, om de nieuwe havenwerken te Harlingen slechts eenigszins aan hunne bestemming te doen beantwoorden, bij duizenden waardeering vinden en een gevoel van dankbaarheid opwekken."

*) Uitgegeven bij Weyting & Brave, te Amsterdam
+) Uitgegeven bij A. Land, te Harlingen