Harlingen, bewoners

Onderstaande gegevens zijn afkomstig uit verscheidene bronnen in het Harlinger Gemeentearchief. Ze zijn bijeengezocht en verwerkt door Jan van Wilsum, voormalig gemeente-ambtenaar bij de afdeling Burgerzaken aldaar. In de loop der jaren voerde hij uit hoofde van zijn functie de nodige genealogische en historische zoektochten uit en hield daar aantekeningen van bij. In zijn vrije tijd werkte hij de aantekeningen uit en rubriceerde hij alles wat hij gevonden had.

Het resultaat is een lijst van meer dan 50.000 eigennamen met daarbij vermelding van gebeurtenissen en vindplaatsen. De vindplaatsen worden aangegeven met een vermelding zoals 'B.S. voor Burgerlijke Stand', of met een boeknummer zoals 'GAH650', verwijzend naar inventarisnummers uit 'Harlingen, inventaris der archieven', door mr. H.T. Obreen, uitgegeven door A.J. Osinga, Bolsward, 1968.

Tip van een lezer: als bij overlijden 'ongehuwd' wordt vermeld, kan dat ook betekenen dat iemand weduwe of weduwnaar was. Blijven zoeken dus!

Gegevens uit bronnen worden zorgvuldig overgenomen, maar lees- en typfouten zijn onvermijdelijk. Gegevens die niet in de bron staan maar door mij zijn aangevuld op basis van andere bronnen of andere gegevens uit dezelfde bron, zijn voorzien van een *. Gegevens die door mij aangepast of geïnterpreteerd zijn, zijn zoveel mogelijk voorzien van een verduidelijkende toelichting tussen [blokhaken]. Bij het overnemen van eigennamen is de originele spelling gehandhaafd. Soms is echter te voorzien dat een kennelijke schrijf- of spelfout in de bron een probleem zal geven bij het zoeken naar een eigennaam of bij het maken van een alfabetische index. In zo'n geval is de juiste of meest voorkomende spelling van een eigennaam aangehouden, met toevoeging van een toelichting tussen [ ]. Bij het overnemen van plaatsnamen, straatnamen en beroepen die in alfabetische indexen terecht komen is voor zover mogelijk de moderne spelling aangehouden, om het zoeken te vereenvoudigen. Mogelijk staat in een bron bijvoorbeeld Doccum, terwijl op deze website Dokkum staat. Zo wordt een glaesemaecker een glasmaker. Die spelling is voor het doel van deze website (het ontsluiten van bronnen, niet het transcriberen van bronnen) niet belangrijk.



Deze gegevens zijn voor het laatst bijgewerkt op



voorna(a)m(en)  familienaam info
Paulus Wellinga ovl voor 1811, huwt met Rigtje Dijkstra en huwt met Sijtske Jans Faber, burgemeester 1800-1810, kinderen: Evert, geb 1787 Bolsward, Froukje Paulus W, geb 1791 Bolsward; BS ovl 1823; 1853 overlijdens; van Bolsward, het burgerrecht dezer stad geaccordeert en heeft ten dien einde de eed van getrouwheid gepresteerd in handen van pres. Tetrode, en de jura betaald aan de f. 10:10:0 aan de GR, op 7 apr 1796. (burgerboek); wed. W. gebruiker wijk E-156; medegebruikers Johannes Daum, kleermaker, S. Utberg, Luth. predikant, 1814. (GAH204); op lijst van Vierentwintig Stuivers Voor den 12 sep 1796, 2e quartier: f. 12:0:0 (GAH650); afsluiting weesboek: Dus geblijkt dat bij den Rendant meerder ontfangen dan uitgegeeven is eene somma van f. 630:7:0, welke dezelve in zijne volgende rekening voor ontvang zal moeten brengen. Aldus gedaan, gereekend en geslooten in ''s Gerechts Vergadering op den Raadhuize binnen HRL den 17 mrt 1797. In kennisse des Rendants en Rendeerdens handen en de verteekening der 2de gesw:Clercq ter secretarije. Was getekend: IJpe Feddema rendant, G. Pettinga, P.J. Coulbout, Lamb. Albada, W. Vettevogel, Hendrik W. Blok, P.W., J. Tamboezer, D. Hendriks, Paulus G. de Boer, Marten Bos, Simon Wyma, H. Tamboezer, gesw:Clercq (GAH1128); ontvangt van de rentmeester van het Weeshuis f. 98:1:0 ter zaake geleverd kooperwerk, 19 may 1801, quit. no. 10 (GAH1133); id. Reparatie van koperwerk, 18 jan 1809, quit. no. 10 (GAH1141); afsluiting Weesboek: Dus geblijkt dat bij den Rendant meerder ontvangen dan uitgegeeven is eene summa van f. 511:16:10 welke dezelve in zijne volgende Rekening voor ontvang zal moeten brengen. Aldus gedaan gerekend en geslooten, in ''s Raads Vergadering op ''t Huis der Gemeente binnen HRL. In kennisse des Rendants, en Rendeerdens handen en de vertekening der gesw: Clercq ter Secretarije, 31 dec 1801. Was getekend: IJpe Feddema, L. Albada, Marten Bos, P.W., P.J. Coulbout, G. Pettinga, Paulus G. de Boer, Harm:Tamboezer, Wassenaar, C. Mollema, T. van Benthem, C. Blok, L.C. van Goch (GAH1133); ontvangt van de rentmeester van het Weeshuis f. 11:13:0 voor gereedschappen etc., 30 dec 1809, quit. no. 86 (GAH1141); Donderdag den 11 jul 1799 ''s avonds. Compareerden voor Commissarien L. Albada en P.W. op ''t Huis der Gemeente de gezamentlijke geintresseerden of Contribuanten, tot het diephouden der Zoutsloot bij de Keeten van Hijlke Hanekuyk welke eene uitdieping of Leyking vereischte, en is bij dezelve geintresseerden unanim beslooten, om dezelve Sloot, voor dit maal te laaten uitslotten, zijnde voor dit maal de bezorging, en schikkingen overgelaaten aan de ordinaris gecommitteerden tot ''t Leyken van ''t zelfde diept. (GAH45); So. den 11 Augs 1799. Communiceerde de Praesident (den Burger P.W. ) aan den Raad, dat hij reeds voorlopig aan de Commissaris tot de Tonnagie, uit de Voogden der Stads algemene armen, den Burger Wijger Harmens, Kennisse van deeze aanschrijving had gegeeven, Waarop beslooten Wierd, den Burger Wijger Harmens op het Huis der Gemeente te verzoeken, en dezelve nogmaal te gelasten, de Buiten Tonnen in het Amelander Gat, ten spoedigsten te doen Wegneemen, Welke Burger gecomfuveerd Zijnde, betuigde dat daar op door hem rede ordre gesteld was. (GAH45); Dingsdag den 10 sep 1799. de Raad der Gemeente extra=ordrs vergadert Zijnde, hebben ter vergadering binnen gestaan, de Burgers H:Westra en Sicco IJsenbeek, als Gecommitteerden uit het Collegie van Brandmeesteren, te Kennen geevende, dat er onder de Gewapende Burgermacht, Zich over de 40 Perzoonen bevonden, Welke uit hoofde van haare Posten en bedieningen, in Cas van onverhoopte brand, bij de spuiten moesten assisteren en dus, of hunne Schutterlijke dienst of de Brandspuiten moesten verlaaten, waar uit in beide gevallen, in de tegenwoordige tijdsomstandigheden, de grootste Confusie Zoude Konnen ontstaan, Proponerende gedagte gecommitteerden, uit dien hoofde of de Raad niet Zoude Konnen goedvinden, voor eenige tijd en tot Wederopzeggen toe, een genoegzaam getal Particuliere Burgers (geene Schutterlijke dienstdoende) aan te Stellen, om in allen gevalle, bij de Brandspuiten te assisteren, Waar over gedelibereerd Zijnde, is uit Consideratie der aangevoerde redenen, Conform het voorstel geconcludeert, en Zijn de Burgers Albeda x P.W. in Commissie gesteld om Zulks te effectueren, met Wijdere Last om de Burgeren Welke Zich, tot voorz:diensten Willen laaten employeren, op de volgende Conditien aan te neemen: Pmo: dat dezelve Zullen gelibereerd Zijn van de betaalingen van ''t Wagtgeld; Sdo: dat dezelve wanneer de Brandspuiten gevisiteerd worden, voor deeze moeite Zullen genieten Ses Stuivers, en Wanneer Zij bij de Spuiten, in Cas van onverhoopte brand assisteren, daar voor billijk Zullen worden beloond, na ordinair gebruik Ttio: dat dezelve onder de orders, en gehoorzaamheid. van de Brandmeesteren Zullen moeten Staan, en dat aan ieder van hun een Penning Zal werden gegeeven op dat Zij mogen Weeten, bij Welke Spuit elk van haar bescheiden is. (GAH45); Maandag den 23 Septembr 1799. ''s avonds. de Raad der Gemeente extra ordinaris Vergadert Zijnde, Wierde voorts beslooten, tot de Zaaken betrekkelijk het invorderen van Requisiten, van Rijdtuigen, en Schepen etc, en daar voor noodige Recus, en verder al wat relatie, tot de Zaaken van oorlog heeft, eene Commissie te benoemen, Welke bij meerderheid van Stemmen is gederneert, op de Burgers P.J. Coulbout en P.W. (GAH45); Maandag den 6 jan 1800. de Raad der Gemeente ordrs vergadert zijnde, wierde geleezen eene Missive van het departementaal Bestuur van de Eems, zijnde van deezen Inhoud. Gelijkheid. Vrijheid. Broederschap. Het departementaal Bestuur van de Eems, Aan: de Raad der Gemeente van HRL. Burgers ! Ingevolge eener aanschrijvinge van den Agent van oorlog deezer Republiek, ter voldoening an een besluit van het Uitvoerend Bewind dienst deeze Ulieden aan te schrijven, en te gelasten, omme die Burgers, welke ingevolge decreet van het vertegenwoordigend Lichaam van den 2 den sep LL. ter bewaaringe van de Inwendige rust en order binnen Ulieder Gemeente zijn gewaapend, tot Temporaire Corpsen geformeerd, en in werking gebragt op eene honorobale wijze te licentieeren, en verder derzelver betoonden ijver te bedanken; -terwijl wij Ulieden tevens kennis geeven, dat wij die Burgers welke zich in onderscheidene Gemeenten van dit departement tot het waarneemen van deezen dienst onwillig hebben betoond, aan voornoemde Bewind volgens deszelfs Last hebben opgegeeven dog dat door hetzelve is beslooten, om de deliberatie daar omtrent uit hoofde van de bovengemelde licentiatie te houden voor vervallen; -wordende Gijlieden bij deezen verder gelast, om de noodige orders te stellen, dat de Geweeren en verdere Wapenrustingen ''s Lands eigendom zijnde, en gebruikt zijn geworden door de bovengemelde Burger Corpsen, of de zodanige welke reeds door de Constitutioneele organisatie zijn ontbonden, en niet weeder in activen dienst gesteld, door die Burgers aan Ulieden werden opgebragt, en dezelve bij provisie en tot nadere aanschrijving onder Ulieden berustende te houden. Leeuwarden den 27 dec 1799 Het vijfde Jaar der Bataafsche Vrijheid. Waar over gedelibereerd zijnde, is beslooten, eene Commissie uit den Raad te benoemen, welke alle de Burgers, die tot bewaaringe der Inwendige Rust, binnen deeze plaats gediend hebben, en tot tijdelijke Corpsen geinformeerd zijn geweest, voor zich op ''t Huis der Gemeente te verzoeken, om dezelve op de hororabelste wijze te Licentieeren, en voor haare betoonde ijver te bedanken. Welke Commissie is gedecerneerd, op de Burgers M. Bos, P. Coulbout en P.W. - en is wijders beslooten ten regarde der Wapenrustinge, in zoo verre dien een Lands eigendom moogen zijn, aan gedagte aanschrijvinge Conform te voldoen. (GAH45); Maandag den 6 jan 1800. de Raad der Gemeente ordrs vergadert zijnde, wierde verder beslooten, om enee Commissie te benoemen ten fine om met de voogden der Stads Algemeene Armen te Confereren, om zich op den eigenlijken toestand hunner Administratie en Situatie van zaaken, naauwkeurig te onderrigten, alles op Rapport aan den Raad, welke Commissie is gedecernaard op de Burgers M. Bos, P.W. en den Secretaris IJ. Feddema. (GAH45); Voor verdere afhandeling: zie bij Marten Bos; (GAH45); Maandag den 13 jan 1800. de Raad der Gemeente ordinaris vergadert zijnde, wierde wijders den Burger Jan Zijtses, zv den Poortier Zijtse Gerrijts, aangesteld, tot mede ordinaris Turfdraager, in Plaatze van Gerrijt Jans, welke voor eenige tijd overleeden is, en is dezelve daadelijk door de Praesident P:W. onder Eede genoomen. (GAH45); Dingsdag den 10 apr 1798. Nadat het Gerechte, door de Commissaris belast met het werk der Reorganisatie (den Burger J:G:Kramer) ontbonden van hunnen Eed, ontslaagen en uit een gegaan was, wierden derzelveeenigen tijd daar na, door welgedagten Commissaris verzogt den Raadzaal weder binnen te treeden, na zulks geschied zijnde, Communiceerde den Commissaris in gepaste Termen aan hun te weeten de Burgers Paulus de Boer, Lambert Albada, Marten Bos, P.W., Djurre Hendriks, Pieter Coulbout en Gerbrandus Pettinga, dat zij Leeden van het voormalig ge?xisteert hebbende Gerechte thans door hem Commissaris wierden aangesteld, om de Publicque Zaaken deezer Stad, als Raaden der Gemeente te Administreeren, tot zo lange daar in ''t zij door het uitvoerend Bewind, ''t zij door eene In te voerene Constitutie, of op eene andere wettige wijze zoude zijn voorzien op Instructie hier onder Staande zijnde den 1 ste Clercq Feddema mede binnen verzogt, en aan dezelve door den Commissaris gelast zijne funtie Provisioneel te blijven waarneemen. (Instructie niet overgenomen). Waar op bij de Nieuw aangestelde Raad der Gemeente de verklaaring agter Art. 2 (:De Leden van de Raaden der Gemeente en derzelver Ministers zullen in handen van de door het Administratif benoemde Commissaris afleggen en ondertekenen, de navolgende Verklaaring: ?Ik verklaare, te hebben een onveranderlijke afkeer, tegen het Stadhouderschap, de Aristocratie, de Regeeringloosheid en het Foederalisme?)in de Instructie vermeld wierde vertekent, en vervolgens de belofte agter Art. 14 (:De Leeden van de Raaden der Gemeente en derzelver Ministers zullen bij het aanvaarden hunner Bedieningen, in handen van den Commissaris afleggen de navolgende Belofte:?Ik belove op mijn Burgertrouw dat ik mij met alle vermoogens naar den inhoud dezer Instructie Stiptelijk zal gedraagen?) volgende in handen van den Commissaris afgelegd, voorts wierde in Conformiteit van Art. 3 (:De Raaden der Gemeente zullen dadelijk uit hun midden benmoemen een Praesident in tegenwoordigheid van opgemelde Commissaris, en zullen zij al meede hunnen Secretaris benoemen, onder approbatie deezer Vergadering) in tegenwoordigheid van den Commissaris bij beslooten briefjes overgegaan tot het benoemen van een Praesident, welke briefjes door den Commissaris geopend zijnde wierd bevonden dat het Preaesidium bij Pluraliteit van Stemmen was gedecerneert, op den Burger Paulus de Boer. Eindelijk wierde door den welgemelden Commissaris door afleezinge en affixie eener bekendmaking aan de Burgeren en Ingezetenen dezer plaats kennisse gegeven, dat voorzeide Burgers Paulus de Boer, Lambt. Albada, Marten Bos, P.W., Djurre Hendriks, Pieter Coulbout, en Gerbrandus Pettinga, door hem tot Raaden der Gemeente van deeze Stad Waaren aangesteld, met Last en in naame van het Administratif Bestuur van het voormalig gewest Friesland, om dezelve persoonen in hunne respective Qualiteiten daar voor te erkennen en te respecteeren. (GAH44); Vrijdag den 13 apr 1798. de Raad extra ordinaris vergadert zijnde, wierde na deliberatie goedgevonden, ende zulks wel uit Consideratie, dat ieder der Leeden van de Raad voormaals het Gerechte uitgemaakt hebbende, in zijnen wijk of verdeelinge der Stad ten opzigte der Polijcije het best bekend is, dat die verdeelinge of Commissien zullen verblijven zoo als dezelve op den 2 may 1796 en vervolgens bepaald zijn, namentlijk het Noordoosten der Stad, P:W. welken telkens wanneer hij eenige Commissie heeft, zijnen Successor in ''t Praesidium bij zig zal moogen assumeeren. Ten Noordwesten: G; Pettinga & P:J:Coulbout, Ten Zuidoosten: L:Albada & M:Bos, Ten Zuidwesten: D:Hendriks & L:Albada, van ''t Stadshuis: G:Pettinga & L:Albada, tot de Zaaken van de Zeewerken: D: Hendriks, P:de Boer en L:Albada, tot de Zaaken van de Stads Lantaarns: D:Hendriks en L:Albada, tot de Zaaken van de Trekweg, en binnen weegen: M:Bos en G:Pettinga; tot de Gildens: Pettinga & Coulbout, Grootschippers, Smalschippers, en Bakkers; P.W. onder de bepaalinge als boven, Chirurgijns, Huistimmerlieden en Metzelaars; D:Hendriks & P:de Boer: Kleermakers, Schoenmakers & Scheepstimmerlieden; M:Bos & L:Albada: Zilversmeeden, Ijzersmeeden en Vleeschouwers. (GAH44); den Raad Extra ordinaris Vergadert zijnde, wierde na aangehoorde bedenkingenvan den Secretaris Feddema op de Publicatie, relatijv de gilden van den 5 okt L:L:dezelven Publicatie in andere en Serieuse overweeging genoomen, en bij den Raad na rijpe deliberatie beslooten, eene Commissie uit hun midden te benoemen, om Cum Secretario gesterkt, van deezen nademiddag te drie uur, de Bewindvoerende persoonen van de bestaan hebbende gilden en Corporatien binnen deeze Stad, aan te zeggen, dat de Raad dezelve gildens en Corporatien kwaame te ontbinden, en na deeze declaratie voor ontbonden hield, en dat de bewindvoerende Persoonen van dezelve onder de verpligtinge bij voorn:gedagte Publicatie gestatueerd, in deeze Qualt: niet meer zouden werden erkend, en verders dezelve bewindvoerende Persoonen, ten dien fine, op het Huis der Gemeente doen Convoceeren Welke Commissie bij pluraliteit van Stemmen, is gedecerneert, op de Burgers Pieter Coulbout en P.W. (GAH44); Dingsdag den 16 okt 1798, middags drie Uur. de Burgers Pieter Coulbout en P.W., Cum Secretario gesterkt, ingevolde de Commissie op hun gedecerneerd, op het Huis der Gemeente bijeen gekoomen zijnde, zijn na voorafgegaane aanzegging, uit de respective Gildens en Corporatien binnen deeze plaats de navolgende bewindvoerende Persoonen derzelve voor gedagte Commissarien gecompareerd, als uit het gilde der Silversmeeden: Tamme de Wit, Ouderman; IJsersmeeden: Rein Faber, Ouderman, Jan Gerrijt en Pieter Rinzes, vinders; Chirurgijns: Andries Cup, assessor; Huistimmerlieden: Pieter Minnes, Ouderman, Jan Heeres en Symon Haantjes, vinders; Scheepstimmerlieden: Hartman Sijbrens, Ouderman, Claas Doedes en Harmen Mulder, vinders; Metzelaars: Johannes van Beemen, ouderman, Jelle Jurjens en Johannes Leyenaar, vinders; Backers: IJpe Roodenhuis en Roelof van Dijk, beide Ouderlieden; Schoenmaakers: Gosling Piekinga, ouderman, Hoyte Feites, vinder; Kleermaakers: Pieter Willems, Ouderman, H. Wiglinghuizen en J. v. d. Vleugel, vinders; Vleeschhouwers: Meinte Jaager, vinder; Schuitschippers: Baarend Visser, Ouderman, Rinze Sijbrens en Tijs Stoef, vinders; Groot of Wijdschippers: Sijbout Hoornstra, ouderman, Michiel Jacobs, Jan Porten en Leendert Buisman, officiers. deeze laatste bewindvoerende Persoonen, zijn ontbooden ontbooden te werden, in zoo verre hunne Societeit of Corporatie, als een gild zoude kunnen werden geconsidereerd. Huis en Hoff Roma beschouwd als een Corporatie: Hier van zijn de Bewindhebberen niet gecompareerd maar hebben in Steede van dien aan den Commissie uit den Raad navolgende Lijst en declaratie ingezonden. de naamen van Bewindhebberen van het Huis en Hoff Roma binnen de Stad HRL zijn als volgt: Julius Mathijs van Beyma thoe Kingma, Jacob Roorda, Michiel van Wetzens, Jelle Wildschut, benevens Pieter Hanekuik als Penningmeester, die van oordeel zijn in deezen dat zij geenzints met de gilden kunnen worden egaal gesteld, maar dat zij in der daad de directie en Administratie hebben van eene bijzondere Societeit, welke geenzints kan worden beklemd onder de beheering van eenig publicq Bestuur veel min dat dezelve in dien zin, als de gilden, of andere Corporatien, of publicq gezag geadmitteerd of waargesteld, aan het zelve zoude weezen gesubmitteerd. Aan welke gecompareerde bewindvoerende Persoonen na dat hen eerst de Publicatievan den 5 okt L:L:in zo verre dezelve tot hun relatie had voor den Secretaris was voorgeleezen, en ge?xpliceerd, door de Commissie uit den Raad is aangezegd, dat den Raad derzelver Gildens Corporatien etc. bij deeze kwaame te ontbinden, en na deeze gedaane declaratie voor ontbonden hield, en dat zij als bewindvoerende Persoonen derzelve, )behoudens egter hunne Verantwoordelijkheid omtrent derzelver gehouden directie en Administratie), in die qualiteit, niet meer zouden werden erkend maar ten Spoedigsten door den Raad, daartoe te benoemene Provisioneele Woensdag den 28 Novembr. 1798. de raad der Gemeente extraordinaris Vergadert zijnde, op verzoek van de Burgers Jacob van Slooten, Coop-man, en Broer IJemes Varendsgezel alhier, de eerstgemelde weegens zijne Huisvrouw, en de laatstgenoemde prose Erfgenaamen of vrugttrekkers der nalatenschap van wln:haare oude Moeye Maria Lex, in deeze Vergadering gecompareerd zijnde om te kennen geevende dat zij met den Procr:Generaal van dit voormalig Gewest, hadden geconsuleert, over de Singuliere Conduite der Administratoren over de Boedel van wln:haare oude Moeye voornd:de Advocaaten H:P: Stambke, en E:F:Harkenroth, waar van de eerstgemelde zich rede geabsenteerd had-Dat de Procr:Generaal hun Comparanten had aangeraaden, dat zij zich bij de Raad der Gemeente moesten vervoegen, en van dezelve te verzoeken om daadelijk bij de Advocaat Harkenroth onderzoek van zaaken te doen, en de boedel van den absenten Advocaat Stambke, in Sequestratie te neemen, Verders met de boedel van Harkenroth na bevindinge van zaaken te handelen zoo als zij met een eigenhandig briefje van de Procr:Generaal bevestigden. Over Welk verzoek geldelibereerd zijnde, is geconcludeert ende boedel van den absenten Advocaat Stambke daadelijk in Sequestratie genoomen, en na dat de Advocaat Harkenroth eerst bij monde gehoord was tegens dezelve in deezer voegen gedisponeerd. de Raad der Gemeente van de Stad HRL geinformeerd zijnde, dat de Advocaat Henrij Phijlip Stambke, mede Administrator over de nagelaaten boedel van wijl:Maria Lex zich op een zinguliere Wijze van hier geabsenteert heeft behalven dat daar bij Zaaken voorkoomende welke de absentie van de Advocaat Stambke ten hoogten Suspect maaken, en den Raad gantsch onkundig zijnde, Welke effecten en gelden van de nagelaten boedel van wijl:Maria Lex onder de Advocaat Stambke berustende zijn, oordeelt den Raad ex officio Verpligt te zijn om voor het belang van onmondige Weezen te moeten waaken, en dus ten nauwkeurigsten Inquisitie te moeten doen, hoe en omtrent he met de Importante nagelaaten Boedel van Wln:meergem Maria Lex geleegen is. Daarom is het dat den Raad ex officio den mede Administrator Dr E:F:Harkenroth ter deezer Steede Woonagtig gelast, en ordonneert om van deeze nademiddag te drie uur Precijs, met alle de Stukken, effecten, en wat tot voorz:boedel relatie heeft, voor Commissarien Cum Secretario gesterkt, op het huis der Gemeente te Compareeren, en van alles dien aangaande oplossing, en verantwoording te doen, ten einde den Raad mag weeten hoe en omtrent het met meergemelde Boedel geleegen is, en wat onder den geabsenteerde Advocaat Stambke is berustende, om daar van den Hove van het voormalig Gewest Friesland te informeeren. Verder is bij den Raad beslooten, dat zoo wanneer de Advocaat Harkenroth in voorz:Qualt:hier aan niet Exact voldoet, zij tegens hem zal disponeeren, Zodanig zij ter mainctien der Justitie en tot Conservatie der onmondigen goederen zal oordeelen te behooren. Aldus gedecreteerd op het Huis der Gemeente den 28 nov 1798. En zijn eindelijk tot de Commissie waar voor de Advocaat Harkenroth zig zoude hebben te Verantwoorden, benoemd de Praesident en Sequens van den Raad, de Burgers P:J:Coulbout, em P:W. gesterkt met den secretaris Feddema. (GAH44); Woensdag den 28 nov 1798 ''s nademiddags drie uur. de Commissarien P:J:Coulbout en P:W. Cum secretario gesterkt op ''t Huis der Gemeente bij eengekoomen zijnde, is voor dezelve gecompareerd de Advocaat Harkenroth, Welke aan gedagte commissarien van alle de Stukken en effecten tot de boedel van wln:Maria Lex volgens zijne opgaaff behoorende Visie had gegeeven en na hij beleeden had dat er geene meerder effecten bij den boedel waaren, als meede dat den absenten Advocaat Stambke geene effecten dien boedel aangaande, onder zich had berustende maar dezelve alle, aan hem Harkenroth had gesuppedieert, is de Staat des boedels door voorzeide Commissarien Cum secretario gesterkt in deezer voegen opgemaakt. (GAH44); Zo na Moogelijk naauwkeurige Berekening over den tegenwoordige Staat der Nagelaaten boedel van WijL:Maria Lex weduwe Jacob Willems in leeven Uidraagster te HRL. Volgens bijgaande Authenticque Copia Staat, en Inventaris waar van de Origineele ter Secretarie berustende is, heeft de Boedel van Wijl:Maria Lex bij haar overlijden gerendeert, en Waar van het Collateraale Successie regt, aan den Lande betaald is, eene Somma van f. 84297:7:10 Om de waare Staat des boedels te vinden, moet van deeze nalaatenschap afgetrokken worden: Het betaalde Collaterale Successie Regt f. 2107:8:12, de Lijfrenthe brieven welke Wel op het Inventaris voor Profijtelijk gebragt zijn, dog van de voordeelige Staat des boedels moeten werden gededuceert, om dat dezelve aan de Erfgenaamen op wiens Lijven ze geconstitueerd Waaren, zijn gelegateerd, bedraagende te zaamen: f. 3321:18:0; de Vastigheeden, of immobile Effecten, welke na het Re?el uitgerekend te zaamen uitmaaken: f. 1873:15:0; dus rest voor de Mobile Effecten f. 76. f. 994:5:14. de Mobile Effecten bedragen volgens Pag 1: f. 76994:5:15; de Boedel Bedraagt thans volgens bijgaande Korte Staat, eene Summa van: f. 56401:10:4, Dus Manqueert er aan Capitaal de Summa van f. 20592:15:10. de Erflatersche Maria Lex is blijkens ''t Inventaris overleeden den 24 jul 1791 en de Intressen van ''t Importante Capitaal, zijn tot haar Versterfdag berekend, Zoo als uit ''t zelve Inventaris Consteert. Dus moet hier vandaan de Intrest van dit verbaazende Capitaal aan de f. 76994:5:14 berekend worden. Men zal de Stelling maaken van den 24 jul 1791 tot den 24 jul 1798, is Seven Jaaren en de Intrest tot de Modique Prijs van Drie Procento berekenen (hoewel er Capitaalen onder zijn, die hooger Renthe doen) maakt voor een Jaar eene Summa van f. 2309:16:6, Dus voor Seven jaar f. 16168:12:10. Men mag veilig Stellen dat de ImmobileEffecten bestaande (zoo als uit het Inventaris geblijkt) in drie huizen, Jaarlijks na deductie der Lasten en het onderhoud zuiver anbrengen f. 150:0:0, Is voor Seven Jaar f. 1050:0:0, Maakt eene Summa van f. 17218:12:10. de Uitgaaven, welke Jaarlijks uit de Revenuen gedaan zijn, of moeten worden, bestaan in de volgende Posten: de Erflaatersche hadde aan haare beide nagelaaten Susters, Hiltje en Trijntje Lex, gelegateerd, een Inkoomen van vier CarGuldens ''s Weeks ieder; Verder hadde zij aan de Kinds kinderen van haare Susters, Wanneer dezelve den 26 ste Jaarige Ouderdom, geadempleerd hadden, gelegateerd, ieder deszelfs Contingent van de Revenuen, Jaarlijks, met dien Verstande dat de Portien voor de kinds kinderen Welke de 26 Jaaren, nog niet bereikten moest Staan blijven, en het Capitaal accresseeren. Zij hadde aan die persoon, Welke haar boedel Zoude koomen te Administreeren voor het Eerste en laatste Jaar der Administratie besprooken Jaarlijks f. 60:0:0 en voor alle de tusschen Jaaren f. 30:0:0 zonder dat deselve iets verder, in uitgaave mogt brengen. Eene der Susters Hiltje Lex heeft geleefd tot den 12 may 1792, dus de f. 4:0:0 ''s weeks genooten voor den tijd van 42 1/2 Week is: f. 170:0:0 Trijntje Lex leeft nog, en heeft dus tot den 24 jul 1798 genooten, voor Seven Jaaren de Summa van f. 1456:0:0 Vier der Kinds kinderen van de Zusters der Erflaatersche hebben de Jaaren bereikt van hun Contingent der Jaarlijksche Revenuen te konnen trekken, deeze heeft men zonder ooit eenige Rekening te doen Jaarlijks met f. 100:0:0 afgezouten. Een daar van genaamd Sijbrigje IJemes, heeft van den beginne af getrokken, dus tot den 24 jul 1798 f. 700:0:0 Een ander genaamd Hiltje IJemes van 1794 tot 1798: f. 400:0:0 Een derde genaamd Riemke Wijbes ut supra: f. 400:0:0 Een vierde genaamd Broer IJemes van 1797 af: f. 100:0:0 Dit zijn de Uitgaaven, en buiten dezelve konnen er geene van eenige Consideratie zijn: f. 3226:0:0 Dan heeft eene der Legetarissen ons verhaald, en Verder konnen wij hier niet voor instaan, dat hij geinformeerd Was, dat er Salvo Caleula f. 3000:0:0 met het verbouwen van een Huis (Zoo als hij het noemde) Verspild was, onder welke verbouwing onder anderen meer dan voor hondert guldens aan jenever aan de Werklieden, Zou Verschonken zijn deeze Summa zullen Wij hier eens bij voegen. Dus rendeeren de uitgaaven: f. 6226:0:0 Slot van Rekening. Manqueert aan Capitaal: f. 20. f. 592:15:10 en aan Intrest: f. 17. f. 218:12:10, Dus aan Capitaal en Intrest: f. 37. f. 811:8:4. Hier van moet gededuceert worden de uitgaaf van: f. 6226:0:0; Dus manqueert er aan Capitaal en Intrest: f. 31. f. 585:8:4. Een en dartig Duizend Vijfhondert vijf en Tagtig CarGuldens Agt Stuivers en Vier penningen, waar van de meede Administrator Dr. E:F:Harkenroth, in ''t geheel geen Verantwoording weet te doen als alleen dat hij Zegt f. 2200:0:0 bij Cas te hebben, dog wat Staat op dit Zeggen te maaken is, zal de uitkomst bevestigen. Als men nu nog eens in Consideratie nam, dat de Administratoren over het 1 ste Jaar na deductie der Uitgaaven van de Revenuen overhielden om het niet te ruim te neemen f. 1600:0:0 en Zulks ten voordeele der Boedel hadden uitgezet, zoo als hun pligt was, en men zoo van Jaar tot Jaar eens voortrekende, zou het deficit nog merkelijk grooter Worden. Aldus opgemaakt bij ons ondergetekende Commissarien uit, en Secretaris van de Raad der Gemeente van de Stad HRL den 29 Novembr 1798. PS. hier van moet nog afgetrokken worden het Tractament van de Administratoren aan de f. 240:0:0 Welk gecommitteerd was. Was get: P:W., P:J:Coulbout, IJpe Feddema. de voorzeide Commissarien gesterkt als vooren na genoomen Visie der effecten tot den meergemelden Boedel van Wln:Maria Lex behoorende en na aangehoorde Confessie van de Advocaat Harkenroth, het Verbaazende deficit Welke bij den boedel, zoo aan Capitaal, als Intrest mankeerde gebleeken zijnde, is bij dezelve beslooten om alle de effecten Relatijv voorz:Boedel, in tegenwoordigheid van de Advocaat Harkenroth, in een kisje te Sluiten en hetzelve kisje met het Stads Zegil, beneffens dat van de Advocaat Harkenroth, te doen verzegelen, zoo als dadelijk ter uitvoer wierd gebragt. -Voorts wierde in deeze netelige zaak bij voorz:Commissarien geresolveerd en bewerkstelligd om den Advocaat Harkenroth Provisioneel in zijn eigen huis te doen bewaaren, en in verzekering te houden, als mede om deszelfs eigen boedel in Sequestratie te neemen tot dat de Commissie Rapport van het gebezoigneerde, aan den raad zoude hebben gedaan ten fine den Raad, in deezen wijder zoude kunnen disponeeren, zodanig zij in goede Justitie zoude verstaan te behooren. (GAH44); Donderdag den 29 nov 1798. de Raad der Gemeente ordinaris Vergadert zijnde, wierde voorts door den Burgers P:J:Coulbout en P:W. Cum Secretario gesterkt , aan de Vergadering gerapporteerd, het voorgevallene omtrent hunne gehouden bezoigne met de Advocaat Harkenroth, en ''t geen noopens dien door hun was verrigt, hier vooren geinsereerd. Waar over gedelibereerd zijnde, is na goedkeuringe en volkoomen approbatie, van het verrigte der Commissarien goedgevonden en geresolveerd, alles ten opzigte van de Advocaat Harkenroth, zoo ten regarde van de Provisioneele bewaaringe van zijn Perzoon, als de Sequestratie zijnes boedels, in die Staat te houden, zoo als het door welgedagte Commissarien gebragt was, voorts de opgemaakte Staat des Boedels, aan de Raaden van Justitie van het voormalig Gewest Friesland, beneffens eene ampele Missive en alle Stukken, wat in deezen ter materie en voorligtinge dienen kan in te zenden, ten fine om zoo mooglijk arme Weduwen, en ouderlooze Weezen recht te doen verschaffen. NB. de Missive is geregistreerd in het ordinaire Copiaboek. (GAH44); Donderdag den 17 jan 1799. de Raad der Gemeente ordrs. vergadert zijnde, wierde op aanklagte van eenige Commissarien over de Gilden, tendeerende dat zommige Persoonen niet zouden voldoen, aan de waare Intentie der Publicatien van den 5 okt en 24 dec 1798, relatijv de gilden bij het Uitvoerend Bewind genoomen, als vermeenende gedagte Commissarien, dat ieder die een Ambacht of Kostwinninge zoude willen aanvangen welke voormaals bij Uitsluitinge geëxerceerd was, en waaromtrent keuren en ordonnantien voorhanden waaren, dezelve keuren en ordonnantien als nog zouden moeten werden geobserveerd, tot lange bij het Vertegenworodigend Ligchaam des Bataafschen volks desweegens ander zoude zijn voorzien: Waar over gedelibereerd, en voorzeide Publicatien nagezien zijnde is goedgevonden en geresolveerd om de Commissarien over de Zaaken de gilden Concerneerende benoemd, de Burgers Coulbout & W., Cum Secretario gesterkt, te verzoeken, en te qualificeeren, zooals dezelve gequalificeerd worden bij deezen, om de over de gelden gestelde Commissarien, welke zouden vermeenen, dat omtrent hunne gildens, wanorder of misbruiken plaats hadden, voor zich op het Huis der Gemeente te roepen en dezelve daar over te Verstaan, gelijk meede alle zodanige Persoonen, welke gedagte gilde Commissarien als fraudateurs zouden moogen aanklaagen, en aan dezelve voor te houden, dat den Raad van oordeel was dat voor als nog aan de gildewetten moest worden voldaan, als Sustineerende den Raad, dat van de hier Plaats hebbende gilden, welke alle door de voormaalige Staaten van Friesland waaren bekragtigd ordonnantien, en keuren voorhanden waaren, tot de goede orde Politie betrekking hebbende. (GAH44); Vrijdag den 18 jan 1799. de Commissarien Coulbout en W., Cum Secretario gesterkt, op het Huis der gemeente bijeengekoomen zijnde, zijn voor dezelve na voorafgegaan verzoek gecompareerd, weegsn het Slaagersgilde als Commissaris Meinte Jaager, en als Beklaagden Willem Pieters Hoogstra, Casper Dinhart en Pieter Stier, deeze laatste beiden zijn absent gebleeven; Weegens het Huistimmermansgilde als Commissaris Pieter Minnes, en als Beklaagden Age Heeres, Sijbren Hoedtje, Adam Moy, Hendrik Faber, Pieter Hendriks en Anthonij delgrosso en Popke Wijbes; Wegens het Kleermakersgilde als Commissaris Pieter Willems en als Beklaagden Harmanus de Waardt, Lourens Lentz, Joseph Bergman, IJzaac Levij, deeze vier hadden zich reede aan het Wetgevend Ligchaam geaddresseert, en Gerstmeyer en Stoel; Wegens het Schoenmakersgilde als Commissaris Gosling Piekinga, en als Beklaagden Nicolaas Webber, Claas Haayes, Hendrik Jans, Jan Steenbrink, ?. Weyer, Pieter Keizer, Jan Gonggrijp, Jan Lutkenhuizen, Dirk Feikes, Jan Nak, IJpe Jelles, Folkert Reins, Leendert Jans, Frederik?., Adam Caspers; Wegens het Scheepstimmermansgilde als Commissaris Hartman Sijbrens, en als Beklaagde Tjebbe Alles. Alle Welke Commissarien, van elk gild, afzonderlijk met deszelfs beklaagden binnen gestaan hebbende, en Pro en Contra gehoord zijnde, en elk der beklaagden vermeenende, dat zij uit hoofde der Vernietiging van de gilden bij de Saatsregeling bepaald, thans volkoomen vrijheid hadden om te moogen werken, zonder in eenig gild aangenoomen te zijn, is aan dezelve de Publicatie van het Uitvoerend Bewind de dato den 24 dec 1798 voorgehouden, uit kragte van welks, den Raad Sustineerde, dat van de hier Plaats hebbende gilden, welke alle door de voormaalige Staaten van Friesland, waaren bekragtigd ordonnantien en keuren voor handen Waaren, tot de goede Politie betrekking hebbende op welk fundament, dan alle Beklaagden, door de Commissarien uit den Raad, zijn geëxhorteerd, om zich van alle overtreeding omtrent ieder der respective gilden te onthouden, voor dat zij aan den inhoud van gedagte Publicatie zouden hebben voldaan, en de Commissarien gelast, hier op toezigt te houden, en van de overtreedingen, den Raad kennisse te geeven. (GAH44)